MENU
Menu

De zone van de naaste ontwikkeling in de praktijk

De zone van de naaste ontwikkeling in de praktijk

Als ik vraag wat iemand doet met de zone van de naaste ontwikkeling, hoor ik vaak, dat ze de kinderen moeilijker materiaal geven. Vraag ik door, dan blijkt dat ze denken, dat dat de bedoeling is. Ze hebben toch uitdaging nodig? Ze willen toch iets wat moeilijker is? Ja en nee is dan mijn antwoord.

Stel je voor dat je kunt fietsen en dat gaat je goed af. Vervolgens zeg ik tegen jou, wat goed dat jij kunt fietsen op 2 wielen, hier heb je een brommer of motor en succes! Wat zou jouw reactie dan zijn? Wat is de bedoeling? Hoe moet ik dat doen? Wat kun je hier mee? Dat kan ik helemaal niet. Wat doet dat op dat moment met je zelfvertrouwen? Precies, blijft niet veel van over. Misschien gaat zelfs de kwaliteit van je fietsen nog achteruit ook.

Nu weer terug naar de kinderen. Je hebt een kind dat geniet op de loopfiets. Dat is mooi denk je, dus je geeft hem een fiets, zonder zijwieltjes. Ben je er dan? Nee dus, want je legt uit wat het kind moet doen en je begeleidt hem eerst en eventueel doe je het voor of laat je het voordoen.

De Zone van de naaste ontwikkeling is dus als volgt:

–        Het kind kan momenteel zelfstandig iets doen, dat is dus zijn huidige niveau

–        Het kind kan iets doen met jouw hulp en begeleiding, dat is zijn “potentiële” niveau

Het kan dus zo zijn dat kinderen hetzelfde huidige niveau hebben, maar dat hun potentiële niveau anders is. Of dat 2 kinderen met hetzelfde huidige niveau erg verschillen, doordat de een al gestimuleerd is om creatief te denken.

Nu in de praktijk

Je kijkt dus goed naar het huidige niveau van het kind en zijn interesses. Dan denk je na, welke richting passend is voor het kind. Dat wordt dan zijn potentiële niveau die jij kan stimuleren.

Je ziet bijv. een kind dat enthousiast op de loopfiets bezig is, met interesse voor een gewone fiets. De loopfiets gaat hem al goed af. Hij vliegt over het plein heen en weer. Vervolgens laat je hem de gewone fiets zien en hebt er eens een gesprekje over. Wat is er anders? Je kijkt naar de trappers en vraagt wat die moeten doen. Verder is er veel gelijk, dat is fijn! Dat weet je al en kun je al goed! We gaan eens proberen of je dit ook kan en ik ga je helpen en begeleiden. Je geeft dus het kind vertrouwen. Vervolgens laat je iedere keer weer een stukje en stapje los. Het kind doet dus steeds meer zelfstandig. Zijn zelfvertrouwen groeit en hij heeft er lol in en geniet van het fietsen.

Dit kan ook met spelmaterialen. Pas wel op, dat je geen uitspraken doet als “daar ben je te klein voor”. Dan zal het kind er niet meer om vragen en wordt het eigenlijk afgestraft. Zeg dan dat jullie het samen gaan doen, als de kleintjes op bed liggen bijv.

Je hebt bijvoorbeeld een kind dat al vlot kan tellen van 1 tot 10. De volgende stap kan dan zijn, dat hij ook synchroon leert tellen. Dus er ligt een rij voorwerpen. Hij wijst de eerste aan en zegt 1. Dan verplaatst de vinger naar het 2e item en zegt 2 etc. Ook hierbij geldt, eerst voordoen en dan samendoen en begeleiden en dan loslaten.

Oefen je dan net zo lang, tot hij het kan? Laat ik het eens omdraaien. Jij wilt leren motorrijden, want je kunt immers fietsen. Ik ga net zo lang door, tot jij het kan?! Nee, volg het kind en je merkt wel wanneer de aandacht weer verslapt en het genoeg is geweest….

Het belangrijkste van de zone van de naaste ontwikkeling is dus het creëren van kansen voor het kind om te groeien/ontwikkelen. Het heeft jou nodig en niet alleen het materiaal. Je stimuleert, begeleidt en ondersteunt het kind.

Je zet dus de volgende stappen:

–        Observeer het kind om het huidige niveau te bepalen

–        Kies de richting die bij het kind past qua volgende stap

–        Begeleid, stimuleer en ondersteun het kind

–        Laat het kind stapje voor stapje los, zodat het het zelf doet

Succes!

© 2024 | Webdesign Kuipers Design